IOB heeft de Humanitarian Policy Group (HPG) en Humanitarian Advisory Group (HAG) gevraagd een literatuurstudie te doen naar lokalisering binnen het humanitaire systeem. De studie doet een aantal strategische aanbevelingen voor Nederland en andere donoren op basis van bestaand onderzoek en evaluaties in de humanitaire sector. Deze literatuurstudie is onderdeel van de bredere evaluatie naar het Nederlandse humanitair beleid van 2015 tot 2021.
Inleiding
Om goed en uitvoerbaar beleid te maken, blijft het voor donoren en de bredere humanitaire sector van groot belang te begrijpen hoe lokale oplossingen de effectiviteit en efficiëntie van de humanitaire respons op crises kunnen versterken. Critici wijzen op een humanitair systeem dat niet langer voldoet en wordt gedomineerd door internationale actoren. Deze kritiek leidde tot verschillende internationale initiatieven en afspraken, waaronder de Grand Bargain, die verandering teweeg moeten brengen en ongelijkheden in het systeem moeten aanpakken. Daarbij gaat het ook om onvoldoende erkenning voor het belangrijke aandeel dat lokale actoren hebben in het bieden van humanitaire hulp. Donoren hebben een essentiële rol in het tot stand brengen van effectief beleid ter stimulering van meer lokaal geleide humanitaire hulp. Echter, door onvoldoende bewijs over de mogelijke effecten van meer lokale humanitaire respons en een aanhoudende machtsongelijkheid tussen internationale en lokale actoren, zijn de meeste donoren er tot dusver niet in geslaagd strategisch beleid te ontwikkelen om lokalisering binnen de humanitaire wereld verder te bevorderen.
Deze literatuurstudie is gebaseerd op een systematische evaluatie van bestaand onderzoek op het gebied van lokalisering binnen de humanitaire sector. De studie doet op basis van deze literatuur specifieke aanbevelingen aan donoren hoe zij kunnen bijdragen aan de bevordering van meer lokaal geleide humanitaire hulp.
Centrale vraag
Welke meerwaarde heeft het lokaliseren van humanitaire hulp voor het nastreven van Nederlandse beleidsdoelen en wat zijn effectieve manieren voor Nederland, als donor en als diplomatieke actor, om lokale humanitaire crisisrespons te bevorderen?
Werk gezamenlijk met donoren – bijvoorbeeld via de Good Humanitarian Donorship Group of via de OECD – aan een strategische aanpak waarbinnen de beoogde effecten en resultaten van lokaal geleide humanitaire actie duidelijk zijn omschreven voor de programmering, de respons en bredere portfolio’s. Van belang is dat wordt ingezet op de juiste prikkels die verandering binnen het humanitaire systeem stimuleren. Deze aanbeveling kan worden bereikt (I) wanneer individuele donoren ervoor zorgen dat deze strategische aanpak in de portfolio’s worden opgenomen; (II) als de (vaak internationale) tussenlaag tussen donor en lokale organisaties wordt beloond voor de manier waarop zij met partners samenwerken, voor het doorsluizen van kwaliteitsfinanciering aan lokale actoren, voor het delen van risico’s en voor het investeren in een capaciteitsversterking die van onderaf wordt gecoördineerd; (III) wanneer donoren hun collectieve diplomatieke invloed gebruiken om internationale actoren te beïnvloeden, met name om ze te bewegen tot meer transparantie, en tot het monitoren en evalueren van de manier waarop ze met hun lokale partners samenwerken en hoe zij hen financieren; (IV) wanneer donoren garant staan voor financieringsvoorwaarden die de wijze van samenwerking met partners vanuit het perspectief van lokale actoren te verbeteren; (V) als donoren de ontwikkeling en uitvoering van nationale lokalisatiestrategieën steunen.
Dit vereist overeenstemming onder donoren over wat je precies verstaat onder ‘zero-tolerance’ en restrisico’s. Deze aanbeveling kan worden gerealiseerd door (I) het voeren van een waarheidsgetrouwe dialoog op politiek niveau over ‘zero-tolerance’ van risico’s en aanvaardbare niveaus van restrisico’s; (II) het ontwikkelen van een gezamenlijke risicoagenda voor alle donoren en het harmoniseren van ‘due diligence’- en rapportagevereisten; (III) ervoor te zorgen dat risicoanalyse en risicobeheer worden uitgevoerd in samenwerking met lokale partners; (IV) en door de manieren waarop met risicodeling wordt omgegaan, expliciet te koppelen aan financiering van kwaliteit. Daarbij gaat het bijvoorbeeld ook om het beschikbaar stellen van toereikende financiering voor overheadskosten voor lokale actoren en het zeker stellen dat de tussenlaag deze financiering van overhead ook doorsluist naar lokale partners.
Internationale actoren moeten worden geprikkeld en verantwoordelijk worden gemaakt om de manier waarop zij samenwerken met lokale actoren te veranderen en beter af te stemmen op de behoeften en prioriteiten van diezelfde lokale actoren. Deze aanbeveling kan worden bereikt door (I) het monitoren en evalueren van de kwaliteit van partnerschappen met lokale actoren zodat de intermediaire actoren worden geprikkeld de juiste stappen te zetten; (II) het aangaan van een dialoog met VN organisaties en grote internationale Ngo’s over de manier waarop zij met lokale actoren samenwerken; (III) het steunen van procedures die ervoor zorgen dat nationale en lokale actoren rechtstreeks kunnen rapporteren over de kwaliteit van hun samenwerking met intermediaire actoren. Donoren kunnen deze terugkoppeling gebruiken om weloverwogen besluiten te nemen over financiering.
Vooralsnog lopen financiële bijdragen van donoren grotendeels via internationale intermediaire organisaties. Hierdoor blijft de kloof tussen lokale actoren en internationale actoren behouden en is de kwaliteit, hoogte en duur van de financiering naar lokale actoren een stuk lager. Ook is het niet altijd duidelijk hoe de financiering naar lokale actoren stroomt. Deze aanbeveling kan worden gerealiseerd door (I) ervoor te zorgen dat lange termijn financiering alleen wordt verstrekt als deze tevens wordt gebruikt om de ‘core’ kosten van lokale actoren te dekken, en op voorwaarde dat er afspraken worden gemaakt over risicodeling; (II) gebruik te maken van diplomatieke invloed om meer transparantie te bereiken over geldstromen; (III) het monitoren, evalueren en aanmoedigen van de intermediaire organisaties richting kwalitatief hoogwaardige partnerschappen; (IV) het verhogen van de bijdrage aan Country Based Pooled Funds; (V) en door het verkennen van de mogelijkheden voor gemengde fondsen voor humanitaire hulp en ontwikkelingssamenwerking.
De huidige inspanningen op het gebied van lange termijn capaciteitsversterking zijn eenzijdig, ad hoc en ongecoördineerd. Ze missen de juiste investeringen en zijn vaak gestoeld op een ineffectieve aanpak. Deze aanbeveling kan worden verwezenlijkt door (I) capaciteitsdeling tot doel te maken van alle partnerschappen en daarvoor een speciale budgetlijn op te nemen; (II) partners te verplichten om capaciteitsdeling te coördineren en samen te werken met andere internationale actoren die met dezelfde lokale actoren werken; (III) en door het formuleren van een donorstrategie voor systematische investeringen in capaciteitsdeling.
Ministeries zouden voor hun donorportfolio een coherente strategie moeten ontwikkelen aan humanitair-, vredes- en ontwikkelingsactiviteiten om de rol van het lokale maatschappelijk middenveld te steunen. Dit kan onder meer door een sterkere samenhang aan te brengen tussen het budget voor humanitaire hulp en het budget voor ontwikkelingssamenwerking.
Donoren die de capaciteit hebben om onderzoek te (laten) doen, zouden zich moeten richten op manieren waarop de impact van lokalisering op de kwaliteit van de humanitaire respons kan worden gemeten. Daarnaast moet er onder donoren aandacht worden besteed aan het beter begrijpen van de perspectieven van mensen die door een crisis zijn getroffen en de relatieve voordelen die een meer lokaal geleid hulpmodel heeft in vergelijking tot het behoud van de status-quo.